Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: warnen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: warnen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. warnen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor warnen (Duits) in het Engels

warnen:

warnen werkwoord (warne, warnst, warnt, warnte, warntet, gewarnt)

  1. warnen (von etwas in Kenntnis setzen; informieren; verkünden; mitteilen)
    to notify; to inform; to make known; to send word
    • notify werkwoord (notifies, notified, notifying)
    • inform werkwoord (informs, informed, informing)
    • make known werkwoord (makes known, made known, making known)
    • send word werkwoord (sends word, sent word, sending word)
  2. warnen (ermahnen; bestrafen; tadeln; )
    to warn; to reprimand; to admonish; to denounce; to reprove; to decry; to castigate; to rebuke; to blame; to exhort; to scarify
    • warn werkwoord (warns, warned, warning)
    • reprimand werkwoord (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • admonish werkwoord (admonishes, admonished, admonishing)
    • denounce werkwoord (denounces, denounced, denouncing)
    • reprove werkwoord (reproves, reproved, reproving)
    • decry werkwoord (decries, decried, decrying)
    • castigate werkwoord (castigates, castigated, castigating)
    • rebuke werkwoord (rebukes, rebuked, rebuking)
    • blame werkwoord (blames, blamed, blaming)
    • exhort werkwoord (exhorts, exhorted, exhorting)
    • scarify werkwoord (scarifies, scarified, scarifying)

Conjugations for warnen:

Präsens
  1. warne
  2. warnst
  3. warnt
  4. warnen
  5. warnt
  6. warnen
Imperfekt
  1. warnte
  2. warntest
  3. warnte
  4. warnten
  5. warntet
  6. warnten
Perfekt
  1. bin gewarnt
  2. bist gewarnt
  3. ist gewarnt
  4. sind gewarnt
  5. seid gewarnt
  6. sind gewarnt
1. Konjunktiv [1]
  1. warne
  2. warnest
  3. warne
  4. warnen
  5. warnet
  6. warnen
2. Konjunktiv
  1. warnete
  2. warnetest
  3. warnete
  4. warneten
  5. warnetet
  6. warneten
Futur 1
  1. werde warnen
  2. wirst warnen
  3. wird warnen
  4. werden warnen
  5. werdet warnen
  6. werden warnen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde warnen
  2. würdest warnen
  3. würde warnen
  4. würden warnen
  5. würdet warnen
  6. würden warnen
Diverses
  1. warn!
  2. warnt!
  3. warnen Sie!
  5. gewarnt
  6. warnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor warnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blame Belehrung; Rüge; Tadel; Verweis; Verübeln; Vorwurf; Zurechtweisung; jemandem etwas übelnehmen
reprimand Belehrung; Bestrafung; Ermahnung; Rüffel; Rüge; Tadel; Verweis; Zurechtweisung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
admonish bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen
blame bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen
castigate bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; bestrafen; durchprügeln; kritisieren; strafen; verketzern; verprügeln; verteufeln; zusammenschlagen
decry bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; kritisieren; verketzern; verteufeln
denounce bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen ablehnen; abschlagen; abweisen; anbringen; anklagen; anzeigen; ausschlagen; denunzieren; mitteilen; petzen; schlecht bekannt machen; schlecht vorstellen; verketzern; verpfeifen; verraten; verwerfen; zurückweisen
exhort bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; jemanden anspornen; mahnen
inform informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen ankündigen; anlernen; anmelden; annoncieren; ansagen; anweisen; anzeigen; aufklären; aufmerksam machen; beibringen; bekanntgeben; belehren; benachrichtigen; berichten; deklamieren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erklären; erlernen; erläutern; erziehen; etwas ankündigen; hinweisen; informieren; instruieren; kundgeben; lehren; lernen; melden; meldungmachen; mitteilen; proben; sagen; sein Meinung geben; unterrichten; unterweisen; wiedergeben
make known informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen aufklären; aufmerksam machen; benachrichtigen; deklamieren; hinweisen; informieren
notify informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
rebuke bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; schätzen; strafen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen; züchtigen
reprimand bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; schätzen; strafen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen; züchtigen
reprove bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; zurechtweisen
scarify bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen
send word informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
warn bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen

Synoniemen voor "warnen":


Wiktionary: warnen

warnen
verb
  1. jemanden auf eine Gefahr aufmerksam machen
warnen
verb
  1. to warn
  2. warn or notify of a fault; exhort
  3. warn against danger or an offense
  4. to make someone aware of impending danger
  5. to notify someone of something untoward
Cross Translation:
FromToVia
• warnen → warn ↔ waarschuwen — iemand verwittigen dat er mogelijke gevaren, problemen of gevolgen zijn
• warnen → warn; alert; caution ↔ avertir — informer quelqu’un de quelque chose.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0605 seconde
Page rendered in 1.0 seconds