Overzicht
Duits naar Engels: Meer gegevens...
- quick:
-
Wiktionary:
- quick → lively
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
quick:
- schnell; rasch; geschwind; schleunig; hastig; flink; plötzlich; auf einmal; unerwartet; unvermittelt; unversehens; schlagartig; abrupt; mit einem Male; wacker; aufgeweckt; wach; lebhaft; munter; lebendig; quick; leichtfüßig; schnellfüßig; schlau; gerieben
- direkt; sofortig; auf der Stelle; geschwind; rasch; schnell; schleunig; hastig; flink
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor quick (Duits) in het Engels
quick:
-
quick (geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig)
busy; occupied; engaged; busily engaged; tied up-
busy bijvoeglijk naamwoord
-
occupied bijvoeglijk naamwoord
-
engaged bijvoeglijk naamwoord
-
busily engaged bijvoeglijk naamwoord
-
tied up bijvoeglijk naamwoord
-
-
quick (fröhlich; lebendig; lustig; ausgelassen; emsig; heiter; gesellig; keck; lebhaft; angeregt; vergnüglich; munter; eifrig; wohlgemut)
-
quick (beweglich; aktiv; lebendig; lebhaft; munter)
-
quick (aufgeweckt; wacker; wach; lebhaft; munter; lebendig)
-
quick (agitiert; aufgeregt; erhitzt; aufgeweckt; tüchtig; erregt; hitzig; feurig; frisch; lebhaft; munter; lebendig; aufgebracht)
-
quick (schlagfertig; aufgeweckt; flott; lebhaft)
Vertaal Matrix voor quick:
Wiktionary: quick
quick
adjective
-
norddeutsch, umgangssprachlich für lebhaft, keck
- quick → lively
Engels
Uitgebreide vertaling voor quick (Engels) in het Duits
quick:
-
quick (fast; rapid; swift; agile; dexterous; speedy; brisk; nimble; adroit; skilful; fledged; neat; clever; handy; expert; skillful)
-
quick (suddenly; unexpectedly; all of a sudden; at once; abrupt; sudden; all at once; brusque; out of the blue; blunt; swift; rapid; speedy; fast)
plötzlich; auf einmal; unerwartet; unvermittelt; unversehens; schlagartig-
plötzlich bijvoeglijk naamwoord
-
auf einmal bijvoeglijk naamwoord
-
unerwartet bijvoeglijk naamwoord
-
unvermittelt bijvoeglijk naamwoord
-
unversehens bijvoeglijk naamwoord
-
schlagartig bijvoeglijk naamwoord
-
-
quick (suddenly; unexpectedly; abruptly; all of a sudden; sudden; swiftly)
plötzlich; auf einmal; abrupt; mit einem Male-
plötzlich bijvoeglijk naamwoord
-
auf einmal bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
mit einem Male bijvoeglijk naamwoord
-
-
quick (alert; agile; brisk; rapid; smart)
-
quick (fleet of foot; light-footed; nimble)
-
quick (sharp; nimble; clever; smart)
Vertaal Matrix voor quick:
Verwante woorden van "quick":
Synoniemen voor "quick":
Verwante definities voor "quick":
Wiktionary: quick
quick
Cross Translation:
adjective
quick
-
moving with speed
-
mentally agile, perceptive
- quick → schnell von Begriff
-
alive
- quick → quicklebendig
-
sensitive flesh
- quick → Nagelbett
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• quick | → schnell; flott; flink | ↔ vlug — met hoge snelheid |
• quick | → rasch; schnell | ↔ snel — in korte tijd |
• quick | → geschwind; hurtig; rasch; schnell | ↔ rapide — Qui se meut avec vitesse |
• quick | → schnell | ↔ vite — (vieilli) ou Québec|fr rapide, qui se meut avec célérité, avec promptitude ; se dit surtout dans le sport, sinon plutôt des animaux et des choses dont le mouvement est rapide. |