Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: passend

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: passend

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. passend:
  2. passen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor passend (Duits) in het Engels

passend:

passend bijvoeglijk naamwoord

  1. passend (geziemend)
    correct; right
  2. passend (geziemend)
    proper
    • proper bijvoeglijk naamwoord
  3. passend
    reasonable; fitting
  4. passend
    convenient; opportune
  5. passend (adäquat; geeignet; entsprechend; angemessen; gemessen)
    suitable; proper; effective; efficient; fit
  6. passend (schicklich; angemessen; geziemend)
    proper; fitting; befitting; becoming
  7. passend (geeignet)
    applicable; suitable; appropriate; relevant; fitting; apt
  8. passend (geeignet; schicklich; angemessen)
    appropriate; suitable; applicable; relevant; apposite; apt; fitting; right
  9. passend (adäquat)
    adequate
  10. passend (abgemessen)
    measured
  11. passend (abgemessen)
    measured; exact
  12. passend (ziemlich)
    passable; fair; tolerable

passend werkwoord

  1. passend
    make fit precisely

Vertaal Matrix voor passend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fair Jahrmarkt; Jahrmärkte; Kermis; Kirchweih; Rummelplatz
fit Anpassung; Gliederzucken; Paßform; Schnitt; Sitz; Wutanfall; Zuckung; Zusammenziehung
fitting Anprobieren
right Gerechtigkeit; Recht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
correct abhelfen; aufbessern; ausbauen; ausbessern; berichtigen; bessern; ergänzen; erneuern; gutmachen; korrigieren; renovieren; verbessern; vervollkommnen
fit anlegen; anprobieren; ausprobieren; bauen; einrichten; gleichen; gleichkommen; installieren; passen; probieren; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
make fit precisely passend
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adequate adäquat; passend ausreichend; befriedigend; hinreichend
applicable angemessen; geeignet; passend; schicklich
apposite angemessen; geeignet; passend; schicklich geeignet; kennzeichnend
appropriate angemessen; geeignet; passend; schicklich die Mühe wert; sinnreich; sinnvoll; zweckmäßig
apt angemessen; geeignet; passend; schicklich geeignet; kennzeichnend; ungefähr; zirka
becoming angemessen; geziemend; passend; schicklich entstehend; ordentlich; schicklich; schmeichelhaft; schmeichelnd; schmeichlerisch; werdend
befitting angemessen; geziemend; passend; schicklich
convenient passend
correct geziemend; passend akkurat; einverstanden; einwandfrei; fehlerfrei; fleckenlos; genau; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; in Ordnung; korrekt; makellos; minuziös; ordentlich; peinlich genau; richtig; tadellos
effective adäquat; angemessen; entsprechend; geeignet; gemessen; passend die Mühe wert; effektiv; effizient; entscheidend; kräftig; mit einer kräftigen Auswirkung; triftig; wirksam; zweckmäßig
efficient adäquat; angemessen; entsprechend; geeignet; gemessen; passend befähig; die Mühe wert; effektiv; effizient; fachgerecht; fachkundig; fachmännisch; fähig; kapabel; kompetent; sachkundig; sachverständig; zweckmäßig
exact abgemessen; passend akkurat; ausführlich; detailliert; eigen; eingehend; eng; geleckt; genau; gerade; gewissenhaft; gründlich; haarfein; haargenau; haarklein; haarscharf; hauchdünn; hauchfein; hauchzart; knapp; konsequent; korrekt; minuziös; mit großer Genauigkeit; peinlichgenau; piekfein; prezies; pünktlich; richtig; schmal; sicher; skrupulös; sorgfältig; strikt; tipp-topp; treffend; wahr
fit adäquat; angemessen; entsprechend; geeignet; gemessen; passend arbeitstauglich; befähig; behäbig; blühend; erwerbsfähig; finanzstark; fit; fähig; gesund; glühend; gutgestellt; gutsituiert; heil; heilsam; hygienisch; inbesterForm; kapabel; kompetent; springlebendig; wohlauf; wohlhabend
fitting angemessen; geeignet; geziemend; passend; schicklich
measured abgemessen; passend abgemessen; abgemessen reden; bemessen; gemessen
opportune passend opportun
passable passend; ziemlich fahrbar
proper adäquat; angemessen; entsprechend; geeignet; gemessen; geziemend; passend; schicklich angemessen; anständig; brav; dezent; gebildet; gepflegt; höflich; korrekt; ordentlich; passende; sauber; schicklich; sittsam; tugendhaft; wohlanständig; wohlerzogen; zivilisiert; züchtig
reasonable passend akzeptabel; anständig; begründet; berechtigt; ehrlich; erträglich; fair; glaubhaft; glaubwürdig; korrekt; leidlich; plausibel; redlich; stichhaltig; überzeugend
relevant angemessen; geeignet; passend; schicklich
suitable adäquat; angemessen; entsprechend; geeignet; gemessen; passend; schicklich die Mühe wert; gefühlig
tolerable passend; ziemlich duldbar; erduldbar; erlaubt; erträglich; gestattet; leidlich; tolerabel; tolerierbar; tragbar; verträglich; zulässig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
right rechts abbiegen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fair passend; ziemlich achtenswert; angemessen; anständig; artig; aufrichtig; blond; ehrbar; ehrenwert; ehrlich; fair; fein; fidel; galant; gerade; geradeheraus; gerecht; goldblond; höflich; korrekt; offen; offenherzig; ordentlich; pur; recht; redlich; relativ; schicklich; sittsam; treugesinnt; treuherzig; tugendhaft; unumwunden; unverblümt; vergleichend; verhältnismäßig; wohlanständig; wohlerzogen; ziemlich
right angemessen; geeignet; geziemend; passend; schicklich akkurat; anständig; auf der rechten Seite; aufrichtig; eben; eben noch; ehrenwert; ehrlich; einverstanden; einwandfrei; fair; genau; gerade; gerade eben; gerecht; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; in Ordnung; korrekt; minuziös; peinlich genau; prezies; recht; rechts; redlich; richtig; soeben; tadellos; wahr

Synoniemen voor "passend":


Wiktionary: passend

passend
adjective
  1. mit etwas anderem vereinbar
passend
adjective
  1. of or pertaining to convenience; simple; easy; expedient
  2. suitable to one's needs
  3. pleasingly suitable
  4. fit or fitted; suited; suitable; appropriate
  5. peculiar, suitable, fit, proper
  6. fit, suitable
  7. appropriate
Cross Translation:
FromToVia
• passend → of use; suitable; appropriate; apt; due; expedient; right; useful; fitting; applicable; convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; becoming; seemly; proper; decent; adequate ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.

passend vorm van passen:

passen werkwoord (paße, paßest, paßt, paßte, paßtet, gepaßt)

  1. passen (geschikt sein; gefallen; taugen; konvenieren; schmecken)
    to be suitable; to suit; to befit; to be fit; to be right; to be all right
    • be suitable werkwoord (is suitable, being suitable)
    • suit werkwoord (suits, suited, suiting)
    • befit werkwoord (befits, befitted, befitting)
    • be fit werkwoord (is fit, being fit)
    • be right werkwoord (is right, being right)
    • be all right werkwoord (is all right, being all right)
  2. passen (geziemen; schicken)
    to become
    • become werkwoord (becomes, became, becoming)
  3. passen (gelegen kommen; konvenieren; rundkommen)
    to suit; suit one's convenience
  4. passen (anprobieren)
    to match; to fit; to fit in
    • match werkwoord (matches, matched, matching)
    • fit werkwoord (fits, fitted, fitting)
    • fit in werkwoord (fits in, fitted in, fitting in)
  5. passen (richtig sein; stimmen; übereinstimmen; hinkommen)
    to be correct
    • be correct werkwoord (is correct, being correct)
  6. passen (abzählen; zählen; abpassen; abgepaßt)
    to count off; pay with the exact money; to count; to count out
  7. passen (richtig sein; stimmen; übereinstimmen; aufgehen; hinkommen)
    be accurate; to be correct
  8. passen (gefallen)
    to like
    • like werkwoord (likes, liked, liking)
  9. passen (in Wirkung sein; gefallen; schmecken)
    to be on
    • be on werkwoord (is on, being on)

Conjugations for passen:

Präsens
  1. paße
  2. paßest
  3. paßt
  4. paßen
  5. paßt
  6. paßen
Imperfekt
  1. paßte
  2. paßtest
  3. paßte
  4. paßten
  5. paßtet
  6. paßten
Perfekt
  1. habe gepaßt
  2. hast gepaßt
  3. hat gepaßt
  4. haben gepaßt
  5. habt gepaßt
  6. haben gepaßt
1. Konjunktiv [1]
  1. paße
  2. paßest
  3. paße
  4. paßen
  5. paßet
  6. paßen
2. Konjunktiv
  1. paßte
  2. paßtest
  3. paßte
  4. paßten
  5. paßtet
  6. paßten
Futur 1
  1. werde passen
  2. wirst passen
  3. wird passen
  4. werden passen
  5. werdet passen
  6. werden passen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde passen
  2. würdest passen
  3. würde passen
  4. würden passen
  5. würdet passen
  6. würden passen
Diverses
  1. paß!
  2. paßt!
  3. paßen Sie!
  5. gepaßt
  6. passend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor passen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
count Abzählen; Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählen; Zählung; abpassen; abzählen
fit Anpassung; Gliederzucken; Paßform; Schnitt; Sitz; Wutanfall; Zuckung; Zusammenziehung
match Gegenstück; Gleiche; Kampf; Match; Partie; Schlacht; Spiel; Spielchen; Spielraum; Streichholz; Streit; Wettbewerb; Wettkampf; Wettstreit; Zündholz
suit Anzug; Kostüm; Sakkoanzug; Smoking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be accurate aufgehen; hinkommen; passen; richtig sein; stimmen; übereinstimmen
be all right gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
be correct aufgehen; hinkommen; passen; richtig sein; stimmen; übereinstimmen
be fit gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
be on gefallen; in Wirkung sein; passen; schmecken
be right gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
be suitable gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
become geziemen; passen; schicken gut aussehen; gut stehen; stehen; werden
befit gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
count abgepaßt; abpassen; abzählen; passen; zählen abzählen; gelten; zählen
count off abgepaßt; abpassen; abzählen; passen; zählen abzählen; zählen
count out abgepaßt; abpassen; abzählen; passen; zählen
fit anprobieren; passen anlegen; anprobieren; ausprobieren; bauen; einrichten; gleichen; gleichkommen; installieren; probieren; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
fit in anprobieren; passen einbauen; einbetten; einflechten; einfädeln; einfügen; einführen; eingliedern; einlegen; einordnen; einpassen; einschalten; einschließen; einweben; hereinpassen; hineinpassen; passen zu; schalten
like gefallen; passen amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; genießen; gerne essen; gerne trinken; gutdünken; lecker finden; mögen; unterhalten
match anprobieren; passen decken; entsprechen; gleichen; gleichkommen; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen; übereinstimmen mit
pay with the exact money abgepaßt; abpassen; abzählen; passen; zählen
suit gefallen; gelegen kommen; geschikt sein; konvenieren; passen; rundkommen; schmecken; taugen anpassen an; einfügen; einpassen; erfreuen; gefallen; stehen
suit one's convenience gelegen kommen; konvenieren; passen; rundkommen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fit adäquat; angemessen; arbeitstauglich; befähig; behäbig; blühend; entsprechend; erwerbsfähig; finanzstark; fit; fähig; geeignet; gemessen; gesund; glühend; gutgestellt; gutsituiert; heil; heilsam; hygienisch; inbesterForm; kapabel; kompetent; passend; springlebendig; wohlauf; wohlhabend
like als; da; denn; derartig; dergleichen; ebenso; gemäß; gleichwie; im übereinstimmung mit; indem; indes; indessen; ja; so; solch; sowohl als; weil; wie; wo; wogegen; während
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be right gleichlaufen

Synoniemen voor "passen":


Wiktionary: passen

passen
verb
  1. Karten- und Würfelspiel: darauf verzichten, etwas zu tun, anzusagen oder zu setzen, wenn man dazu an der Reihe ist
  2. angemessen sein, sich eignen, harmonieren
    • passen → fit
passen
verb
  1. to agree; to equal
  2. to have right size and cut, as of clothing
  3. to tailor
  4. to conform to in size and shape
  5. to be fitted to
  6. to be appropriate or apt for
Cross Translation:
FromToVia
• passen → fit ↔ passen — precies de goede maat zijn, erin kunnen
• passen → gather in ↔ rentrer — S’emboîter, s’enfoncer.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van passend



Engels

Uitgebreide vertaling voor passend (Engels) in het Duits

passend: (*Woord en zin splitter gebruikt)

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0980 seconde
Page rendered in 1.0 seconds