Duits
Uitgebreide vertaling voor spärlich (Duits) in het Engels
spärlich:
-
spärlich (dürftig; schmächtig; miserabel; empfindlich; knapp; klein; schwach; winzig; geringfügig; sparsam; mager; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; karg; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; flau; schütter; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; kärglich; schadhaft; gebrechlich; schwächlich; kränklich; sehrklein)
-
spärlich (einige; wenig; sparsam; ärmlich; karg; mager; kärglich; armselig; dürftig)
-
spärlich (in Beziehung der Ekonomie; ökonomisch; wirtschaftlich; gewerblich; genau; sparsam; geizig; schütter)
economic; economical; economically-
economic bijvoeglijk naamwoord
-
economical bijvoeglijk naamwoord
-
economically bijwoord
-
Vertaal Matrix voor spärlich:
Synoniemen voor "spärlich":
Computer vertaling door derden: