Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: leimen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: leimen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. leimen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor leimen (Duits) in het Engels

leimen:

leimen werkwoord (leime, leimst, leimt, leimte, leimtet, geleimt)

  1. leimen (festkleben; kleben; ankleben; anleimen)
    to stick; to paste; to adhere; to glue; to cling; to gum
    • stick werkwoord (sticks, sticked, sticking)
    • paste werkwoord (pastees, pasted, pasting)
    • adhere werkwoord (adheres, adhered, adhering)
    • glue werkwoord (glues, glued, glueing)
    • cling werkwoord (clings, clung, clinging)
    • gum werkwoord (gums, gummed, gumming)
  2. leimen (anleimen; kleben; ankleben; festkleben)
    to adhere; with glue
  3. leimen (zusammenkleben; kleben; ankleben; )
    to stick; to stick together; to glue together; to glue
    • stick werkwoord (sticks, sticked, sticking)
    • stick together werkwoord (sticks together, stuck together, sticking together)
    • glue together werkwoord (glues together, glued together, glueing together)
    • glue werkwoord (glues, glued, glueing)
  4. leimen (kleben; heften; ankleben; )
    to stick; to patch; to stick together; to glue; to glue together
    • stick werkwoord (sticks, sticked, sticking)
    • patch werkwoord (patches, patched, patching)
    • stick together werkwoord (sticks together, stuck together, sticking together)
    • glue werkwoord (glues, glued, glueing)
    • glue together werkwoord (glues together, glued together, glueing together)
  5. leimen (ankleben; kleben; anleimen; festkleben)
    to stick to; to attach to
    • stick to werkwoord (sticks to, stuck to, sticking to)
    • attach to werkwoord (attaches to, attached to, attaching to)

Conjugations for leimen:

Präsens
  1. leime
  2. leimst
  3. leimt
  4. leimen
  5. leimt
  6. leimen
Imperfekt
  1. leimte
  2. leimtest
  3. leimte
  4. leimten
  5. leimtet
  6. leimten
Perfekt
  1. habe geleimt
  2. hast geleimt
  3. hat geleimt
  4. haben geleimt
  5. habt geleimt
  6. haben geleimt
1. Konjunktiv [1]
  1. leime
  2. leimest
  3. leime
  4. leimen
  5. leimet
  6. leimen
2. Konjunktiv
  1. leimte
  2. leimtest
  3. leimte
  4. leimten
  5. leimtet
  6. leimten
Futur 1
  1. werde leimen
  2. wirst leimen
  3. wird leimen
  4. werden leimen
  5. werdet leimen
  6. werden leimen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde leimen
  2. würdest leimen
  3. würde leimen
  4. würden leimen
  5. würdet leimen
  6. würden leimen
Diverses
  1. leim!
  2. leimt!
  3. leimen Sie!
  5. geleimt
  6. leimend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor leimen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glue Klebemittel; Leim
paste Creme; Hautcreme; Klöße; Knödel; Nudeln; Pasta; Paste; Teig; dickflüssige Salbe
stick Hockeyschläger; Knüppel; Reis; Schacht; Schaft; Schaltknüppel; Schlagholz; Stab; Stamm; Stange; Stock; junger Zweig
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adhere ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen
attach to ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen anbinden; anheften; anhängen; ankuppeln; befestigen; beglaubigen; festhaken; festheften; festmachen; heften
cling ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen klammern
glue ankleben; anleimen; festkleben; haften; heften; kleben; leimen; zusammenkleben anheften; ankleben; aufkleben; festheften; festkleben; heften; kitten; kleben
glue together ankleben; anleimen; festkleben; haften; heften; kleben; leimen; zusammenkleben anheften; ankleben; aufkleben; festheften; festkleben; heften; zusammenkleben
gum ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen
paste ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen einfügen
patch ankleben; anleimen; festkleben; haften; heften; kleben; leimen; zusammenkleben flicken; reparieren; wiederherstellen
stick ankleben; anleimen; festkleben; haften; heften; kleben; leimen; zusammenkleben anbacken; aufsitzen; aussetzen; festfahren; festkleben; festsitzen; gleichbleibend; grapschen; hapern; hängenbleiben; in Nöten sein; klemmen; krallen; stagnieren; stocken; wegkappern; zusammenkleben
stick to ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen anhängen; bei jemandem bleiben; ehren; sich an etwas halten; sich benehmen
stick together ankleben; anleimen; festkleben; haften; heften; kleben; leimen; zusammenkleben festkleben; zusammenkleben
with glue ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen

Synoniemen voor "leimen":


Wiktionary: leimen

leimen
verb
  1. (transitiv) mit Leim bestreichen und zusammenfügen, so dass eine feste Verbindung entsteht
leimen
verb
  1. join with glue
Cross Translation:
FromToVia
• leimen → glue ↔ lijmen — twee of meer delen aan elkaar bevestigen met behulp van een kleefstof
• leimen → glue; stick; paste; paste up; placard; post; post up ↔ coller — joindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0560 seconde
Page rendered in 1.0 seconds