Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: handeln

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: handeln

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. handeln:
  2. Handeln:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor handeln (Duits) in het Engels

handeln:

handeln werkwoord (handle, handelst, handelt, handelte, handeltet, gehandelt)

  1. handeln (feilschen; unterhandeln)
    to haggle; to bargain
    • haggle werkwoord (haggles, haggled, haggling)
    • bargain werkwoord (bargains, bargained, bargaining)
  2. handeln (agieren; tun)
    to deal with; to deal; to agitate; to act
    • deal with werkwoord (deals with, dealt with, dealing with)
    • deal werkwoord (deals, dealt, dealing)
    • agitate werkwoord (agitates, agitated, agitating)
    • act werkwoord (acts, acted, acting)
  3. handeln (tun; verrichten; betreiben; )
    to accomplish; to do; to act
    • accomplish werkwoord (accomplishes, accomplished, accomplishing)
    • do werkwoord (does, did, doing)
    • act werkwoord (acts, acted, acting)
  4. handeln (feilschen; herunterhandeln; abhandeln; abfeilschen)
    to negotiate; negociate
    – discuss the terms of an arrangement 1
    • negotiate werkwoord (negotiates, negotiated, negotiating)
      • They negotiated the sale of the house1
    • negociate werkwoord
    to bargain; to haggle
    • bargain werkwoord (bargains, bargained, bargaining)
    • haggle werkwoord (haggles, haggled, haggling)
    to mediate
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    • mediate werkwoord (mediates, mediated, mediating)
      • He mediated a settlement1
  5. handeln (Handel treiben)
    to carry on a business; to trade
    • carry on a business werkwoord (carry on a business, carried on a business, carrying on a business)
    • trade werkwoord (trades, traded, trading)
  6. handeln (funktionieren; machen; schaffen; )
    to function
    • function werkwoord (functions, functioned, funtioning)
  7. handeln (verhandeln; verkaufen; veräußern; )
    to sell; to handle; to deal in; to hawk; to peddle; to push
    • sell werkwoord (sells, sold, selling)
    • handle werkwoord (handles, handled, handling)
    • deal in werkwoord (deals in, dealt in, dealing in)
    • hawk werkwoord (hawks, hawked, hawking)
    • peddle werkwoord (peddles, peddled, peddling)
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
  8. handeln (eine Leistung lieferen; leisten; erfüllen; )
    to perform; to achieve; to succeed; achieve something
  9. handeln (hausieren; feilbieten; anbieten; verkaufen)
    to peddle
    • peddle werkwoord (peddles, peddled, peddling)

Conjugations for handeln:

Präsens
  1. handle
  2. handelst
  3. handelt
  4. handeln
  5. handelt
  6. handeln
Imperfekt
  1. handelte
  2. handeltest
  3. handelte
  4. handelten
  5. handeltet
  6. handelten
Perfekt
  1. habe gehandelt
  2. hast gehandelt
  3. hat gehandelt
  4. haben gehandelt
  5. habt gehandelt
  6. haben gehandelt
1. Konjunktiv [1]
  1. handele
  2. handelest
  3. handele
  4. handelen
  5. handelet
  6. handelen
2. Konjunktiv
  1. handelte
  2. handeltest
  3. handelte
  4. handelten
  5. handeltet
  6. handelten
Futur 1
  1. werde handeln
  2. wirst handeln
  3. wird handeln
  4. werden handeln
  5. werdet handeln
  6. werden handeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde handeln
  2. würdest handeln
  3. würde handeln
  4. würden handeln
  5. würdet handeln
  6. würden handeln
Diverses
  1. handle!
  2. handelt!
  3. handelen Sie!
  5. gehandelt
  6. handelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor handeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
act Akt; Handlung; Tat; Werk
bargain Abhandeln; Abmarkten; Angebot; Gelegenheitskauf; Geschäft; Geschäfte; Handel; Offerte; Okkasion; Schachern; Schnäppchen; Transaktion; Unterredung; Verhandlung; Vorschlag
deal Geschäft; Geschäfte; Handel; Transaktion
function Arbeitsfähigkeit; Arbeitsverhältnis; Dienststelle; Dienstverhältnis; Dynamik; Eigenschaft; Energie; Funktion; Funktionalität; Leistungsfähigkeit; Spannkraft; Stellung; Tatkraft
haggle Unterredung; Verhandlung
handle Gehhilfe; Griff; Handgriff; Handle; Henkel; Ohr; Stiel; Tassenohr; Türgriff; Ziehpunkt
hawk Falke; Habicht
perform Agieren; Handeln
push Anprall; Anstoß; Bums; Drücker; Knopf; Puff; Push; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
trade Beruf; Branche; Fach; Geschäfte; Geschäftsverkehr; Handel; Handelsverkehr; Handelsware; Kaufware; Kommerzie; Metier
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplish ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen abmachen; ausführen; bekleiden; bewirken; durchsetzen; erledigen; erzeugen; fertig bringen; fertigbringen; herstellen; hinkriegen; innehaben; schaffen; versehen; vollbringen; vollführen; vollziehen
achieve eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten erzeugen; herstellen
achieve something eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten
act agieren; ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen auftreten; darstellen; schauspielen; spielen; tun als ob
agitate agieren; handeln; tun anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; rühren; schüren
bargain abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln; unterhandeln
carry on a business Handel treiben; handeln
deal agieren; handeln; tun
deal in auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern
deal with agieren; handeln; tun auftreten; durchgreifen; zu tun haben
do ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen ablegen; arbeiten; tun; verrichten; zurücklegen
function erfüllen; funktionieren; gehen; handeln; leisten; machen; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten arbeiten gehen; zur Arbeit gehen
haggle abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln; unterhandeln feilschen; knabbern; knausern; schachern; zwacken
handle auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern abfertigen; abhandeln; anwenden; begegnen; behandeln; benutzen; einklarieren; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; verwenden
hawk auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern auf der Straße verkaufen; kolportieren
mediate abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln auf etwas besinnen; eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; nachdenken über; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; unterhandeln; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen
negociate abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln diskontieren; unterhandeln; vermitteln
negotiate abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln diskontieren; unterhandeln; vermitteln
peddle anbieten; auktionieren; feilbieten; handeln; hausieren; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern
perform eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten aufgeführt werden; auftreten; ausführen; darstellen; schauspielen; spielen; tun als ob; vollbringen; vollführen; vollziehen
push auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern aufschieben; avancieren; befördern; dringen; knuffen; mithilfe von Push übertragen; puffen; schieben; stoßen; verrücken; verschieben; weiterschieben
sell auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern etwas verkaufen; verkaufen; verschleißen
succeed eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen
trade Handel treiben; handeln abwechseln; austauschen; auswechseln; einlösen; eintauschen; einwechseln; erneuern; herstellen; konvertieren; neugestalten; renovieren; restaurieren; tauschen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; vertauschen; verwechseln; verändern; wechseln; wiederaufbauen; wiederherstellen

Synoniemen voor "handeln":


Wiktionary: handeln

handeln
verb
  1. von etwas erzählen, sich um etwas drehen
  2. mit jemandem oder mit etwas Geschäfte machen
  3. etwas machen, tun, arbeiten
handeln
verb
  1. be concerned with
  2. trade
  3. to take action; to act
  4. to do something
Cross Translation:
FromToVia
• handeln → act ↔ agir — Faire, poser un acte
• handeln → matter; be about ↔ agir — S’agir
• handeln → produce; operate; impact; impinge; work; avail; affect; act; take action; move ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet.

Handeln:

Handeln [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Handeln (Agieren)
    the perform; the agitating; the operate; the work
    • perform [the ~] zelfstandig naamwoord
    • agitating [the ~] zelfstandig naamwoord
    • operate [the ~] zelfstandig naamwoord
    • work [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Handeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agitating Agieren; Handeln
operate Agieren; Handeln
perform Agieren; Handeln
work Agieren; Handeln Arbeit; Beruf; Beschäftigung; Fach; Tätigkeit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
operate Knöpfe bedienen; arbeiten; fahren; funktionieren; lenken; steuern; tun; vorgehen
perform aufgeführt werden; auftreten; ausführen; darstellen; eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schauspielen; schieben; schütten; spielen; tun als ob; verrichten; vollbringen; vollführen; vollziehen
work arbeiten; arbeiten gehen; erschaffen; funktionieren; tun; verrichten; vorgehen; zur Arbeit gehen; zustande bringen

Synoniemen voor "Handeln":


Wiktionary: Handeln

Cross Translation:
FromToVia
• Handeln → action; activity; deed ↔ action — Tout ce qu’on fait (sens général)

Verwante vertalingen van handeln







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0561 seconde
Page rendered in 1.0 seconds