Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Subjekt

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Subjekt

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Subjekt:
- subject; guy; bloke; fellow; chap
Wiktionary:
- Subjekt → subject
- Subjekt → subject

Duits

Uitgebreide vertaling voor Subjekt (Duits) in het Engels

Subjekt:

Subjekt [der ~] zelfstandig naamwoord

der Subjekt (Satzgegenstand)
the subject
- subject [the ~] zelfstandig naamwoord
der Subjekt (Herr)
the guy; the bloke; the fellow; the chap
- guy [the ~] zelfstandig naamwoord
- bloke [the ~] zelfstandig naamwoord
- fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
- chap [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Subjekt:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bloke	Herr; Subjekt	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann; Typ
chap	Herr; Subjekt	Bruder; Bursche; Geselle; Kauz; Kerl; Kerlchen; Mann; Typ; Vogel
fellow	Herr; Subjekt	Amstsschwester; Amtsbruder; Amtsbrüder; Amtsgenosse; Amtsgenossin; Bruder; Bursche; Fachgenosse; Freund; Freundin; Gefährte; Gefährtin; Genosse; Genossin; Geselle; Kamerad; Kameradin; Kauz; Kerl; Kerlchen; Kollege; Kollegin; Kompagnon; Kumpel; Macker; Mann; Mitinhaber; Teihaber; Typ; Vertraute; Vogel
guy	Herr; Subjekt	Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Kauz; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Straßenjunge; Taugenichts; Vogel
subject	Satzgegenstand; Subjekt	Betreff; Inhalt eines Buches; Studienrichtung; Thema; Thema eines Buches; Untertan
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
subject		bändigen; demütigen; unter die Gewalt bringen; unterwerfen; zähmen

Synoniemen voor "Subjekt":

Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Typ; Geschöpf; Kreatur; Lebewesen; Organismus; Wesen
Satzgegenstand

Wiktionary: Subjekt

Subjekt

noun

Sprachwissenschaft: Satzgegenstand; das Satzglied, über das im Prädikat eine Aussage gemacht wird und das mit dem Verb im Numerus Kongruenz.
- Subjekt → subject

Subjekt

noun

in grammar
- subject → Subjekt

Cross Translation:

From	To	Via
• Subjekt	→ subject	↔ onderwerp — zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft
• Subjekt	→ subject	↔ sujet — motif, matière ou thème d'une activité, d'un comportement ou d'un état.

Computer vertaling door derden: