Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Stoßen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Stoßen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. stoßen:
  2. Stoßen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stoßen (Duits) in het Engels

stoßen:

stoßen werkwoord (stoße, stößt, stieß, stießt, gestoßen)

  1. stoßen (zusammenstoßen; kollidieren; zusammenprallen)
    to collide; to crash; to bump up against; to bump into; bang into
    • collide werkwoord (collides, collided, colliding)
    • crash werkwoord (crashes, crashed, crashing)
    • bump up against werkwoord (bumps up against, bumped up against, bumping up against)
    • bump into werkwoord (bumps into, bumped into, bumping into)
    • bang into werkwoord
  2. stoßen (anstoßen; schieben; stupsen; aufrütteln)
    jab; to poke; prod; to dig
    • jab werkwoord
    • poke werkwoord (pokes, poked, poking)
    • prod werkwoord
    • dig werkwoord (digs, dug, digging)
  3. stoßen (ausschlagen; treten; hauen)
    to step
    – put down or press the foot, place the foot 1
    • step werkwoord (steps, stepped, stepping)
      • step on the brake1
    to kick
    – strike with the foot 1
    • kick werkwoord (kicks, kicked, kicking)
      • The boy kicked the dog1
  4. stoßen (hin und her bewegen; erschüttern; beben; vibrieren)
    to shake; to tremble
    • shake werkwoord (shakes, shook, shaking)
    • tremble werkwoord (trembles, trembled, trembling)
  5. stoßen (schieben)
    to give a push; to push on; to push
    • give a push werkwoord (gives a push, gave a push, giving a push)
    • push on werkwoord (pushes on, pushed on, pushing on)
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
  6. stoßen (puffen; knuffen)
    to punch; to push; to thump
    • punch werkwoord (punches, punched, punching)
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
    • thump werkwoord (thumps, thumped, thumping)
  7. stoßen (direkt leiden)
    to lead straight
    • lead straight werkwoord (leads straight, led straight, leading straight)
  8. stoßen (steinhart treten)
    to kick hard
    • kick hard werkwoord (kicks hard, kicked hard, kicking hard)
  9. stoßen (zustoßen)
    to nudge; to push to
    • nudge werkwoord (nudges, nudged, nudging)
    • push to werkwoord (pushes to, pushed to, pushing to)
  10. stoßen
    to crash
    – For a magnetic head, to hit a recording medium, with possible damage to one or both. 2
    • crash werkwoord (crashes, crashed, crashing)

Conjugations for stoßen:

Präsens
  1. stoße
  2. stößt
  3. stößt
  4. stoßen
  5. stoßt
  6. stoßen
Imperfekt
  1. stieß
  2. stießt
  3. stieß
  4. stießen
  5. stießt
  6. stießen
Perfekt
  1. habe gestoßen
  2. hast gestoßen
  3. hat gestoßen
  4. haben gestoßen
  5. habt gestoßen
  6. haben gestoßen
1. Konjunktiv [1]
  1. stoße
  2. stoßest
  3. stoße
  4. stoßen
  5. stoßet
  6. stoßen
2. Konjunktiv
  1. stöße
  2. stößest
  3. stöße
  4. stößen
  5. stößet
  6. stößen
Futur 1
  1. werde stoßen
  2. wirst stoßen
  3. wird stoßen
  4. werden stoßen
  5. werdet stoßen
  6. werden stoßen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stoßen
  2. würdest stoßen
  3. würde stoßen
  4. würden stoßen
  5. würdet stoßen
  6. würden stoßen
Diverses
  1. stoß!
  2. stoßt!
  3. stoßen Sie!
  5. gestoßen
  6. stoßend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stoßen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crash Abnahme; Absturz; Bruch; Bums; Börsenkrach; Einsturz; Fall; Fallen; Knall; Kollision; Krach; Plumps; Riß; Rückgang; Schrumpfung; Schuß; Senkung; Sinken; Sprung; Zusammenbruch; Zusammenstoß; Zusammensturz
jab Anprall; Anstoß; Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
kick Fußtritt; Rückschlag; Rückstoß; Stoß
nudge Anprall; Anstoß; Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Rrring!; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; anstupsen; leichter Stoß
punch Anprall; Anstoß; Bums; Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; Schläge; Stempel; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
push Anprall; Anstoß; Bums; Drücker; Knopf; Puff; Push; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
shake Milchmischgetränk; Milchshake; Ruck; Schlottern; Stoß; Tremor; Triller; Zittern; erschütternde Bewegung
step Schritt; Stufe; Tritt; steppe
thump Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schlag; Schuß; Stoß
tremble Schlottern; Zittern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang into kollidieren; stoßen; zusammenprallen; zusammenstoßen begegnen; einrammen; treffen; unerwartet begegnen; über jemanden stolpern
bump into kollidieren; stoßen; zusammenprallen; zusammenstoßen aufprallen; aufstossen; begegnen; treffen; unerwartet begegnen; über jemanden stolpern
bump up against kollidieren; stoßen; zusammenprallen; zusammenstoßen
collide kollidieren; stoßen; zusammenprallen; zusammenstoßen
crash kollidieren; stoßen; zusammenprallen; zusammenstoßen abfaulen; abstürzen; ausfaulen; einsinken; einstürzen; schiefgehen; sterben; umkommen; untergehen; verfaulen; vergehen; verunglücken; wegfaulen; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammensinken; zusammenstürzen
dig anstoßen; aufrütteln; schieben; stoßen; stupsen ausheben; graben; schaufeln; umpflügen; unterpflügen
give a push schieben; stoßen drücken; fortdrücken; fortschieben
jab anstoßen; aufrütteln; schieben; stoßen; stupsen
kick ausschlagen; hauen; stoßen; treten
kick hard steinhart treten; stoßen
lead straight direkt leiden; stoßen
nudge stoßen; zustoßen anstoßen; bewegen
poke anstoßen; aufrütteln; schieben; stoßen; stupsen POKE ausführen; anstiften; aufschüren; aufwiegeln; in den Speicher schreiben
prod anstoßen; aufrütteln; schieben; stoßen; stupsen
punch knuffen; puffen; stoßen lochen; punzen; schlagen; stanzen
push knuffen; puffen; schieben; stoßen aufschieben; auktionieren; avancieren; befördern; dringen; feilbieten; handeln; mithilfe von Push übertragen; schieben; verhandeln; verkaufen; verrücken; verschieben; vertreiben; veräußern; weiterschieben
push on schieben; stoßen animieren; anspornen; antreiben; auftreiben; durchsetzen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren; vor sich hertreiben; vorwärts treiben; wegtreiben
push to stoßen; zustoßen zustoßen
shake beben; erschüttern; hin und her bewegen; stoßen; vibrieren beben; bibbern; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; flimmern; frösteln; schockieren; schwenken; schütteln; umschütteln; vibrieren; zittern; zucken
step ausschlagen; hauen; stoßen; treten treten
thump knuffen; puffen; stoßen hauen; hämmern; rammen; schlagen
tremble beben; erschüttern; hin und her bewegen; stoßen; vibrieren beben; bibbern; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; flimmern; frösteln; schockieren; schwabbeln; schütteln; vibrieren; zittern; zucken

Synoniemen voor "stoßen":


Wiktionary: stoßen

stoßen
verb
  1. to give a blow
  2. to have sexual intercourse-obscene or vulgar
  3. poke
  4. transitive: apply a force to (an object) so that it moves away
  5. intransitive: apply force to an object so that it moves away
  6. to jam, hit, or bump, especially a toe
  7. make an advance with force
Cross Translation:
FromToVia
• stoßen → thrust; push; bump ↔ stoten — met een korte snelle beweging (weg)duwen
• stoßen → push ↔ duwen — door druk uit te oefenen doen voortbewegen
• stoßen → push; sprout; thrust; chase; drive; drive on; impel; shoo; propel; pursue; actuate ↔ pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.

Stoßen:

Stoßen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Stoßen
    the jolting; the bumping
    • jolting [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bumping [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Stoßen
    the bumping
    • bumping [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Stoßen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bumping Stoßen Stöße
jolting Stoßen Erschüttern; Rücke

Wiktionary: Stoßen

Stoßen
noun
  1. in weightlifting

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Stoßen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0608 seconde
Page rendered in 1.0 seconds