Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Geräusch

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Geräusch

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Geräusch:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Geräusch (Duits) in het Engels

Geräusch:

Geräusch [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Geräusch
    the noise
    – sound of any kind (especially unintelligible or dissonant sound) 1
    • noise [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he enjoyed the street noises1
      • they heard indistinct noises of people talking1
      • during the firework display that ended the gala the noise reached 98 decibels1
    the sound
    – the particular auditory effect produced by a given cause 1
    • sound [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the sound of rain on the roof1
      • the beautiful sound of music1
    the fuss
    • fuss [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Geräusch (Rauschen)
    the rustle; the rustling; the tingling
    • rustle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rustling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tingling [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Geräusch (Gesumm)
    the buzzing; the humming
    • buzzing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • humming [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geräusch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buzzing Geräusch; Gesumm Bienengesumm
fuss Geräusch Aufregung; Betrieb; Betriebsamkeit; Durcheinander; Emsigkeit; Fussel; Gedränge; Geschäftigkeit; Getreibe; Getue; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Gezänk; Hektik; Krakeel; Kram; Kummer; Last; Lästigkeit; Mischmasch; Mühe; Schererei; Scherereien; Scherrerei; Schikane; Schinanieren; Schlamassel; Schnickschnack; Schwierigkeit; Treiben; Trubel; Tumult; Umstände; Umständlichkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Unsin; Weitschweifigkeit; aufheben; viel Mühe; Ärger; Ärgernis
humming Geräusch; Gesumm Bienengesumm; Geschnurre; Gesumm; Trällern
noise Geräusch Andrang; Aufruhr; Beschäftigung; Betrieb; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Krach; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Lärm; Radau; Regsamkeit; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trara; Treiben; Trubel; Tumult; Umtrieb; reges Leben; starkeVerkehr
rustle Geräusch; Rauschen Geknister; Geraschel
rustling Geräusch; Rauschen Gesause; Sausen
sound Geräusch Klang; Klangfarbe; Laut; Meerenge; Meeresstraße; Seestraße; Timbre; Ton
tingling Geräusch; Rauschen Funkeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rustle flüstern; knistern; lispeln; rascheln; raunen; rauschen; sausen; säuseln; tuscheln; zischeln
sound anrufen; bimmeln; echoen; glockenläuten; hallen; klingeln; klingen; klöppeln; läuten; schallen; schellen; sondieren; telefonieren; widerhallen; widerschallen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buzzing geräuschvoll; sausend; summend
sound begründet; berechtigt; dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kreditfähig; kreditwürdig; kräftig; plausibel; rechtschaffen; robust; solid; solide; solvabel; solvent; stabil; stichhaltig; tauglich; tüchtig; zahlungsfähig; zuverlässig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
humming aktiv; beschäftigt; eifrig; emsig; fleißig; geräuschvoll; geschäftig; summend

Synoniemen voor "Geräusch":


Wiktionary: Geräusch

Geräusch
noun
  1. akustisch wahrnehmbarer, unspezifischer Vorgang; hörbares Ereignis
Geräusch
noun
  1. various sounds, usually unwanted
  2. -
Cross Translation:
FromToVia
• Geräusch → sound ↔ geluid — trillingen in de lucht of andere substantie die door het oor waargenomen kunnen worden

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Geräusch







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0387 seconde
Page rendered in 1.0 seconds