Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Beleg

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Beleg

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Beleg:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Beleg (Duits) in het Engels

Beleg:

Beleg [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Beleg (Beweisstück; Beweis; Bescheinigung)
    the evidence; the proof; the piece of evidence
  2. der Beleg (Beweis; Bescheinigung)
    the note of remittance; the receipt; the remittance-note; the allegation
  3. der Beleg (Quittung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein)
    the discharge
  4. der Beleg (Quittung; Kassenbon; Kassenschein; Empfangsschein)
    the note of remittance; the receipt
  5. der Beleg (Empfangsbestätigung; Bescheinigung; Quittung; Rückschein; Empfangsschein)
    the receipt; the ticket
    • receipt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ticket [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Beleg
    the voucher
    – A record of a vendor transaction, including the vendor's name and address, description of goods or services received, document number, terms of payment, due date and amount due. 1
    • voucher [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. der Beleg
    the document
    – All the information entered for a single complete transaction including distribution amounts (if any). 1
    • document [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Beleg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allegation Beleg; Bescheinigung; Beweis Anklage; Anschuldigung; Beschuldigung
discharge Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung Abdanken; Abfluß; Abflußrohr; Abfuhr; Amnestie; Ausbruch; Ausladung; Ausstoß; Ausstoßung; Emmision; Entlassung; Entlastung; Entwässerung; Explosion; Freilassung; Freisetzung; Haftentlassung; Kündigen; Kündigung; plötzlliche Enladung
document Beleg Akte; Beweisstück; Diplom; Dokument; Lizenz; Nachricht; Schein; Schriftstück; Text; Urkunde; Vertrag; Zeugnis
evidence Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Beweis; Beweismaterial; Beweismittel; Beweisstück; Dokument; Hinweis; Indikation; Schriftstück; Zeugenaussage
note of remittance Beleg; Bescheinigung; Beweis; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung
piece of evidence Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Beweis; Beweisstück
proof Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Beweis; Beweismaterial; Beweismittel; Beweisstück; Probedruck; Rechtsbeweis
receipt Beleg; Bescheinigung; Beweis; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung; Rückschein Abschnitt; Beweischen; Einnahmen; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Quittung; Schein; Voucher; Zettel; Zugang; Überweisungsschein
remittance-note Beleg; Bescheinigung; Beweis
ticket Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Quittung; Rückschein Aufkleber; Beförderungsausweis; Eintrittskarte; Etikett; Fahrkarte; Fahrschein; Karte; Label; Plakatkleber; Platzkarte; Sticker; Strafe; Strafzettel; Ticket
voucher Beleg Abschnitt; Beweischen; Coupon; Differenz; Einzahlungsschein; Empfangsschein; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Voucher; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest; Überweisungsschein
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discharge abdanken; abladen; ablehnen; abschieben; abweisen; ausladen; ausrangieren; ausscheiden; ausstoßen; beilegen; entheben; entladen; entlassen; feiern; feuern; suspendieren; verabschieden; von seiner Position vertreiben; zurückweisen
document ablegen; archivieren; aufheben; dokumentieren
proof Auf die Probe stellen; ausprobieren; erproben; probieren; prüfen
receipt eine Rechnung bezahlen

Synoniemen voor "Beleg":


Wiktionary: Beleg

Beleg
noun
  1. Lexikografie: (schriftliche Überlieferung) eine Textstelle, die eine Bedeutung oder Verwendung eines Wortes belegt
  2. etwas Schriftliches, meist im Rechnungswesen: ein (schriftlicher) Nachweis einer Buchung, eines Kaufes oder einer Transaktion
  3. allgemein: ein Beweis, ein Nachweis
Beleg
noun
  1. linguistics: appearance in records
  2. A receipt
Cross Translation:
FromToVia
• Beleg → proof; evidence ↔ bewijsstuk — een stuk waarin iets als waar wordt gesteld
• Beleg → proof; sign; token; evidence ↔ preuve — Traductions à trier suivant le sens
• Beleg → witness; character; mark; sign; proof; token; evidence; certificate; testimony; certification; reference; deposition ↔ témoignage — action de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0394 seconde
Page rendered in 1.0 seconds