Duits

Uitgebreide synoniemen voor stramm in het Duits

stramm:

stramm bijvoeglijk naamwoord

  1. stramm
    stramm; steif; schwerfällig; starr; straff; hölzern; streng; prall; stier; standhaft; starrköpfig; rauh; hauteng; unerschütterlich; schneidig; unverwandt; unbeugsam; stelzbeinig
  2. stramm
    stramm gespannen; stramm
  3. stramm
    stark; kräftig; kraftvoll; stattlich; stramm; forsch; stämmig
  4. stramm
    stattlich; anständig; ordentlich; tüchtig; tapfer; stramm
  5. stramm
    massiv; robust; schwer; hart; stark; kräftig; stabil; stramm; forsch; stämmig; klotzig

Alternatieve synoniemen voor "stramm":


Verwante synoniemen voor stramm