Duits

Uitgebreide synoniemen voor lässig in het Duits

lässig:

lässig bijvoeglijk naamwoord

  1. lässig
    lässig; fahrlässig; unsorgfältig; säumig; nachlässig; gedankenlos; schlampig
  2. lässig
    faul; müde; langsam; schwerfällig; schwül; träge; schlapp; nachlässig; flau; teilnahmslos; arbeitsscheu; trödelig; lässig; matt; schleppend; lustlos; freudlos; denkfaul

Alternatieve synoniemen voor "lässig":