Duits
Uitgebreide synoniemen voor gekonnt in het Duits
gekonnt:
-
gekonnt
vernünftig; genial; gescheit; klug; kundig; erfinderisch; sachverständig; gekonnt; fachmännisch; ausgekocht-
vernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
genial bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
kundig bijvoeglijk naamwoord
-
erfinderisch bijvoeglijk naamwoord
-
sachverständig bijvoeglijk naamwoord
-
gekonnt bijvoeglijk naamwoord
-
fachmännisch bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
-
gekonnt
kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; geistreich; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig-
kundig bijvoeglijk naamwoord
-
fähig bijvoeglijk naamwoord
-
fachmännisch bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
sachverständig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
geistreich bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
handlich bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
gekonnt bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelernt bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsichtig bijvoeglijk naamwoord
-
Alternatieve synoniemen voor "gekonnt":
können:
-
können
-
können
-
können
können; etwas gestattet bekommen; etwas dürfen-
etwas gestattet bekommen werkwoord
-
etwas dürfen werkwoord
-
können
Conjugations for können:
Präsens
- kann
- kannst
- kann
- können
- könnt
- können
Imperfekt
- konnte
- konntest
- konnt
- konnten
- konnt
- konnten
Perfekt
- habe gekonnt
- hast gekonnt
- hat gekonnt
- haben gekonnt
- habt gekonnt
- haben gekonnt
1. Konjunktiv [1]
- könne
- könnst
- könne
- können
- könnet
- können
2. Konjunktiv
- konnte
- konntest
- konnte
- konnten
- konnt
- konnten
Futur 1
- werde können
- wirst können
- wird können
- werden können
- werdet können
- werden können
1. Konjunktiv [2]
- würde können
- würdest können
- würde können
- würden können
- würdet können
- würden können
Diverses
- kann!
- könnt!
- können Sie!
- gekonnt
- könnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie