Overzicht
Duits Synoniemen: Meer gegevens...
-
entzückt:
- vergnügt; erfreut; begeistert; entzückt; vergnüglich; munter; heiter; heiß; geil; Seksuell gereitst sein; hitzig; brünstig; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; eifrig; erregt; lüstern; inbrünstig; erregend; fröhlich; froh; freudig; euphorisch; herzensfroh; angezogen; sehr froh
- entzücken:
Duits
Uitgebreide synoniemen voor entzückt in het Duits
entzückt:
-
entzückt
vergnügt; erfreut; begeistert; entzückt; vergnüglich; munter; heiter-
vergnügt bijvoeglijk naamwoord
-
erfreut bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
entzückt bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
-
entzückt
heiß; geil; Seksuell gereitst sein; hitzig; brünstig; begeistert; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; eifrig; erregt; entzückt; lüstern; inbrünstig; erregend-
heiß bijvoeglijk naamwoord
-
geil bijvoeglijk naamwoord
-
Seksuell gereitst sein bijvoeglijk naamwoord
-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
brünstig bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
aufgregend bijvoeglijk naamwoord
-
enthusiastisch bijvoeglijk naamwoord
-
gereizt bijvoeglijk naamwoord
-
hingebungsvoll bijvoeglijk naamwoord
-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-
glühend bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
erregt bijvoeglijk naamwoord
-
entzückt bijvoeglijk naamwoord
-
lüstern bijvoeglijk naamwoord
-
inbrünstig bijvoeglijk naamwoord
-
erregend bijvoeglijk naamwoord
-
-
entzückt
fröhlich; froh; erfreut; freudig; euphorisch; heiter; munter; vergnüglich; entzückt-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
froh bijvoeglijk naamwoord
-
erfreut bijvoeglijk naamwoord
-
freudig bijvoeglijk naamwoord
-
euphorisch bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
entzückt bijvoeglijk naamwoord
-
-
entzückt
-
entzückt
entzückt; freudig; herzensfroh; begeistert; froh; fröhlich-
entzückt bijvoeglijk naamwoord
-
freudig bijvoeglijk naamwoord
-
herzensfroh bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
froh bijvoeglijk naamwoord
-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
entzückt
-
entzückt
fröhlich; freudig; entzückt; herzensfroh; sehr froh; begeistert; froh-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
freudig bijvoeglijk naamwoord
-
entzückt bijvoeglijk naamwoord
-
herzensfroh bijvoeglijk naamwoord
-
sehr froh bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
froh bijvoeglijk naamwoord
-
entzücken:
-
entzücken
-
entzücken
-
entzücken
-
entzücken
-
entzücken
Conjugations for entzücken:
Präsens
- entzücke
- entzückst
- entzückt
- entzücken
- entzückt
- entzücken
Imperfekt
- entzückte
- entzücktest
- entzückte
- entzückten
- entzücktet
- entzückten
Perfekt
- habe entzückt
- hast entzückt
- hat entzückt
- haben entzückt
- habt entzückt
- haben entzückt
1. Konjunktiv [1]
- entzücke
- entzückest
- entzücke
- entzücken
- entzücket
- entzücken
2. Konjunktiv
- entzückte
- entzücktest
- entzückte
- entzückten
- entzücktet
- entzückten
Futur 1
- werde entzücken
- wirst entzücken
- wird entzücken
- werden entzücken
- werdet entzücken
- werden entzücken
1. Konjunktiv [2]
- würde entzücken
- würdest entzücken
- würde entzücken
- würden entzücken
- würdet entzücken
- würden entzücken
Diverses
- entzück!
- entzückt!
- entzücken Sie!
- entzückt
- entzückend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie