Duits

Uitgebreide synoniemen voor Schatz in het Duits

Schatz:

Schatz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schatz
    Schätzchen; der Schatz; der Liebste; die Liebe; Herzchen; Liebchen; der Liebling; die Geliebte; Lieb
    • Schätzchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebste [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Herzchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebling [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geliebte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Lieb [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schatz
    der Schatz; Juwel; Schätzchen; Herzchen; liebes Kind
  3. der Schatz
    die Süße; die Liebste; der Schatz; Herzchen; die Geliebte
    • Süße [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebste [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Herzchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Geliebte [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Schatz
    Schätzchen; der Schatz; Herzchen; liebes Kind
  5. der Schatz
    der Schatz; der Liebling; Liebchen; Herzchen; Schätzchen; Püppchen

Alternatieve synoniemen voor "Schatz":