Duits

Uitgebreide synoniemen voor Reichtum in het Duits

Reichtum:

Reichtum [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Reichtum
    der Reichtum
    • Reichtum [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Reichtum
    Vermögen; der Reichtum
  3. der Reichtum
    der Luxus; der Prunk; der Überfluß; die Pracht; die Stattlichkeit; die Fülle; der Glanz; die Herrlichkeit; der Reichtum; die Wonne; die Wollust; die Üppigkeit
    • Luxus [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Prunk [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Überfluß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pracht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stattlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fülle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Glanz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Herrlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Reichtum [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wonne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wollust [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Üppigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Reichtum
    der Luxus; die Pracht; der Reichtum
    • Luxus [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pracht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Reichtum [der ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Reichtum":