Duits

Uitgebreide synoniemen voor Offenheit in het Duits

Offenheit:

Offenheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Offenheit
    die Offenheit; die Empfänglichkeit; die Aufgeschlossenheit
  2. die Offenheit
    die Geradheit; die Offenheit; die Aufrichtigkeit; die Ehrlichkeit
  3. die Offenheit
    die Offenheit; die Gerechtigkeit; die Aufrichtigkeit; die Ehrlichkeit; die Herzlichkeit; die Geradheit; die Offenherzigkeit; der Wahrheitssinn

Alternatieve synoniemen voor "Offenheit":