Duitse synoniemen van Gewohnheit, ander woord voor Gewohnheit

Remove Ads

Overzicht

Duits Synoniemen: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide synoniemen voor Gewohnheit in het Duits

Gewohnheit:

Gewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Gewohnheit
die Tradition; die Gewohnheit; die Überlieferung; die Sitte; die Legende; die Gepflogenheit; der Brauch; die Angewohnheit
- Tradition [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Überlieferung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Sitte [die ~] zelfstandig naamwoord
- Legende [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gepflogenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Brauch [der ~] zelfstandig naamwoord
- Angewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord
die Gewohnheit
die Route; die Direktion; die Rundgänge; die Verwaltung; die Fahrt; die Geschäftsführung; die Reise; die Schule; die Ausfahrt; die Rundreise; die Spazierfahrt; die Richtung; die Seite; die Leitung; die Rundfahrt; die Routine; die Betriebsführung; die Geländefahrt; die Gastspielreise; die Fransenborte; die Erfahrung; die Ausrichtung; die Gewohnheit; die Rundläufe
- Route [die ~] zelfstandig naamwoord
- Direktion [die ~] zelfstandig naamwoord
- Rundgänge [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verwaltung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fahrt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschäftsführung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Reise [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schule [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ausfahrt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Rundreise [die ~] zelfstandig naamwoord
- Spazierfahrt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Richtung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Seite [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leitung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Rundfahrt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Routine [die ~] zelfstandig naamwoord
- Betriebsführung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geländefahrt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gastspielreise [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fransenborte [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erfahrung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ausrichtung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Rundläufe [die ~] zelfstandig naamwoord
die Gewohnheit
die Gepflogenheit; der Brauch; die Gewohnheit; die Tradition; die Sitte; die Angewohnheit; die Volkssitte; der Volksbrauch
- Gepflogenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Brauch [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Tradition [die ~] zelfstandig naamwoord
- Sitte [die ~] zelfstandig naamwoord
- Angewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Volkssitte [die ~] zelfstandig naamwoord
- Volksbrauch [der ~] zelfstandig naamwoord
die Gewohnheit
die Allgemeinheit; die Gewohnheit; die Gültigkeit; die Sitte; die Gesamtheit; die Gepflogenheit; die Angewohnheit
- Allgemeinheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gültigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Sitte [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gesamtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gepflogenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Angewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Gewohnheit":

Angewohnheit; Gepflogenheit
Brauch; Konvention; Regel; Sitte; Usus

Verwante synoniemen voor Gewohnheit

zur Gewohnheit werden

Remove Ads

Synoniemen voor "Gewohnheit" in het Duits

Uitgebreide synoniemen voor Gewohnheit in het Duits

Gewohnheit:

Gewohnheit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Gewohnheit

die Gewohnheit

die Gewohnheit

die Gewohnheit

Alternatieve synoniemen voor "Gewohnheit":

Verwante synoniemen voor Gewohnheit